de vier evangelisten
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10

door Willem Ellenbroek, 12 februari 1988, Volkskrant

Cynische waarnemers van de hemel

De Vier Evangelisten dromen in Friesland van kunst

Door hun naam kwamen ze, in Duitsland ten tijde van de Dokumenta, in een soort Grüne EO-sfeer terecht. Maar religie of zweverigheid is niet wat De Vier Evangelisten zoeken. Sinds vorig jaar zijn ze internationaal bekend, de vier Friezen, die hun artistieke onderneming zo bijbels afficheren. Ze mogen graag, in gesprekken, de hemel bestormen, maar als er kunst gemaakt moet worden zijn ze vooral geïnteresseerd ‘in de daad van het maken zelf’. No nonsense.

Het zenuwcentrum ligt in Leeuwarden, twee samengetrokken huisjes aan een oude wal, aan de rand van de binnenstad. Elk weekeind komen ze hier bij elkaar, beraadslagend, samenzwerend, plannen makend. Vijf jaar werken ze samen. Vorig jaar traden ze naar buiten. Hun werk was te zien naast dat van Karel Appel, Daniël Buren, Luciano Fabro, Ger van Elk, Luciano Fabro, Roger Raveel, Henk Visch en Carel Visser in de tentoonstelling Beelden en Banieren in het Betuwse waterliniefort bij Asperen. Ze namen deel aan een tentoonstelling rond de Dokumenta in Kassel en waren afgelopen maand in het Amsterdams Stedelijk Museum bij de groepstentoonstelling Een Grote Activiteit, jonge kunst uit Nederland. Hun laatste installatie staat nu in het cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. Maar als ik ze vraag of ze even mee naar buiten willen voor een foto op een Leeuwarder gracht – een aardig schilderachtig decor toch – weigeren ze resoluut. Dat lijkt teveel op een promotiefoto van een popgroepje. Ze willen serieus genomen, aan de tafel worden gefotografeerd waar ze altijd vergaderen.

De Vier Evangelisten. Vier jonge kunstenaars uit Friesland – Rins Boschma, Tilly Buij, Gerard Groenewoud, Gert-Jan Slagter – die elkaar vonden op de lerarenopleiding in Leeuwarden. Het gesprek verloopt fragmentarisch, geen wonder met vier deelnemers, maar is ook helder, flitsend en soms geestig. Ze getuigen en relativeren, onderstrepen en ondergraven, vullen elkaar aan of pareren speels hun plaagstootjes. Een leuk stel denk je algauw, met een overvloed aan poëtische gedachten. Ze zeggen van zichzelf dat ze gedreven worden door  een romantisch verlangen naar verheerlijking van de kunst zelf, het kunstenaarschap en het idee van schoonheid. ’Alles’, ter relativering, ‘met eerbiedwaardige hoofdletters geschreven’. Maar bij vertrek krijg ik een tien kantjes dikke notitie in handen gedrukt waarin ze, in hoofdstukken verdeeld, zelf hun denkbeelden uiteen zetten, afgesloten met een cryptisch postscriptum: ’Zelfs al zouden we alle vier hetzelfde verhaal voor ogen hebben, blijft dat wat eruit komt van elkaar verschillen. Al die flarden van ons ieder na elkaar geplaatst zou een tamelijk onduidelijk stuk kunnen opleveren’.