de vier evangelisten

1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10

De plafondschildering die het dak vervangt door een blauwe hemel, doet denken aan de dekoratie van barokke kerken en paleizen. In beide gevallen wordt de blik niet door een laag stucwerk begrensd, maar lijkt de ruimte zich naar boven te openen in een uitnodigend gebaar. De hoogte die zo gesuggereerd wordt, krijgt in de waterbassins op de vloer zijn pendant in de diepte. De spiegeling van het plafond in het water veroorzaakt een verdubbbeling van de ruimte, waarbij de toeschouwer zich op de rand van een afgrond waant. Het pikzwarte, doodstille water tovert de ene keer dit beeld van een fysieke ruimte voor, terwijl het de andere keer als een donker meer aanwezig lijkt te zijn dat zijn diepte niet prijs wil geven. Die voortdurende verandering van hoedanigheid, een wisselwerking van aantrekken en afstand houden, wordt steeds meer als een netwerk door de hele ruimte uitgespannen. In Eindhoven bijvoorbeeld werd men bij het binnenkomen verrast door het beeld van een troep uit het water opvliegende flamingo’s, kennelijk opgeschrokken door het onverwachte bezoek (‘Vogels’, T.A.Buij). Naderbij komend lijken de vogels steeds verder weg te vluchten: boven het water bevinden zich slechts afgedankte brandblussers. Maar in de weerspiegeling van de lucht in het water cirkelen ze nog een poosje rond, veilig buiten bereik van de toeschouwer. Tot een plotseling vallende waterdruppel ook deze illusie opheft door het watervlak in beroering te brengen.

De verbeelding zoekt voortdurend ruimte om zich te kunnen ontplooien, en in het vormen van beelden en verbindingen perkt ze die ruimte naar eigen behoefte in. Wolken krijgen zo de vorm van landschappen of gezichten, ze vormen de troon Gods of de onderkant van de hemel. De sterren verbinden zich tot sterrebeelden, voorwerpen komen tot leven: alles wordt letterlijk of figuurlijk vermenselijkt. De wereld wordt leefbaar in menselijke termen. Het is een strategie om de vervreemding op te heffen, om het isolement en de zinloosheid van het bestaan te omzeilen. Dit moment, waarop de verbeelding de wereld in menselijke proporties bevatbaar maakt, is het esthetisch moment zelf, waar de verleiding zich in het bewustzijn doet voelen. Het esthetische moment is de ontdekking van een totaliteit, die zowel ruimte biedt als overzicht. Het universum binnenskamers van de Vier Evangelisten suggereert zo’n totaliteit te zijn, maar slechts voor de waarnemer die ook werkelijk verleid wil worden. Enkel voor degene die door zijn verlangens in beweging wordt gezet komt de esthetische ervaring als een moment van waarheid over, al maakt de hele entourage duidelijk dat dit niet op het niveau van de direkte werkelijkheid gebeurt. De uiteenzetting van de konkrete ruimte, zowel als haar inperking door middel van beelden die voor de makers ‘schoonheid’ vertegenwoordigen, speelt zich onmiskenbaar af binnen de grenzen van de kunst.
H.S. 1985

1) 'Het mysterie dat zowel huiveringwekkend als verleidelijk is', Rudolf Otto in 'Das Heilige Ueber das Irrationale in der Idee des Göttlichen und sein Verhältnis zum Rationalen', 1917.
2) Groepstentoonstelling 'Jonge Friezen', 12-12-'81 tot 9-1-'82, Galerie van Hulsen, Leeuwarden.